Het is nu ongeveer een jaar geleden dat ik je ophaalde in mijn cabrio. We hadden geluk, het dak kon de hele dag open blijven. Ik had de dag voorbereid door het kiezen van een autoroute, zodat we ook wat zouden zien, nu het lopen je niet meer makkelijk afgaat. Ik zag al helemaal voor me hoe we die dag van terras naar terras zouden rijden. Samen met mijn moeder een hele dag voor ons!
Het eerste terrasje was naast een watermolen. We kozen eensgezind voor koffie met gebake kaart en als vanzelf leidde ons gesprek ons terug naar vroeger. Hoe jij dingen beleefde en ook hoe je er vanuit het nu op terugkijkt. Het was fijn om naar je te luisteren, ook omdat je zo open vertelde en er weer andere perspectieven naar boven kwamen. Het moment om verder te gaan brak aan en ik stond op. Jij schoof je stoel iets naar achteren en ging ‘wiebelen’. Ik vroeg je of ik je kon helpen maar dat was niet nodig. Je wiebelde door maar het lukte je niet om in de benen te komen. Andere mensen vroegen of ze mochten helpen, maar daar was je niet van gediend. Uiteindelijk was een forse wiebel voldoende om overeind te komen en wij vervolgden onze route door het heuvellandschap van Twente.
Bij een volgend terras kon ik de auto gelukkig vlak voor het terras kwijt. Bij het uitstappen bood ik een hand maar die werd glimlachend afgewimpeld. Je wilde ook wiebelend uitstappen. Na een paar minuten lukte dat en met je wandelstok begaf je je naar het terras. ‘Je mag je moeder wel eens helpen’ zei een meneer op het terras wat verwijtend tegen mij. ‘Als mijn moeder hulp zou willen aannemen dan zou ik dat met liefde doen’ kaatste ik wat gegeneerd terug.
Ik vroeg je waarom je weigert om hulp te aanvaarden. ‘Toen ik drie jaar was, toen kreeg ik polio. Als middelste van 10 kinderen moest ik ook helpen met afruimen en stapels borden sjouwen, ook al had ik een kortere linkerarm en een korter linkerbeen. Ik moest gewoon hetzelfde doen als de anderen, ook al kostte me dat veel meer moeite’.
Ik slikte. Wat voelt het hard dat dit meisje dat je toen was, niet werd gezien en gehoord. Geen wonder dat dat maakt dat je leert je ongemak voor jezelf te houden.
Als kind zag ik jou niet als ‘gehandicapt’. Het speelde gewoon geen rol. Er werd niet over gesproken en jij deed ‘gewoon’ mee, hoewel je heel veel dingen niet kon. Schaatsen, skiën, wandelen, dat deed ik allemaal met papa. Jij glimlachte en was blij voor ons. En nu nog. Nu je ouder bent en alles nog steeds ‘selluf’ wil doen, ga je voorbij aan hoe het echt is. Je houdt het liever ‘gezellig’.
Hoezeer ik ook mijn best heb gedaan om dingen anders te doen, hier heb ik toch echt een deel van je overgenomen. Ik vind het confronterend dat ik vaker dan me lief is in, de vraag van mijn lief krijg of ik het allemaal ‘selluf’ wil doen. Als ik hulp kan vragen of aangeboden krijg, en het dan bíjna niet kan accepteren. Of het zelfs niet bedenk om hulp te vragen.
Terwijl het mijn grootste verlangen is om samen te zijn, me werkelijk te verbinden. En ik aan den lijve ondervind dat als ik durf te ontvangen en niet alles ‘selluf’ te doen, mijn relatie veel gelijkwaardiger is. Dat geven en ontvangen allebei oké is en ervoor zorgt dat ik ook kan ‘leunen’.
Lieve mam, ik oefen nog even door en hoop dat mijn kinderen over een jaar of dertig mijn ‘gewiebel’ niet hoeven te verduren, maar dat ik dan hun uitgestoken hand kan aannemen.